Modelclausules: Begrippenlijst

Lees hier de definities van de begrippen die gebruikt worden in de modelclausule tool. 

1. Adapteren 

Adapteren is het aanpassen van een werk ten behoeve van de op- of uitvoering, of bijvoorbeeld de verfilming. Dit vereist de toestemming van de maker (de rechthebbende) van het betreffende werk (compositie, theatertekst etc.). De adaptatie wordt in het auteursrecht aangeduid als een ‘bewerking’ of ‘gewijzigde verveelvoudiging’. 

2. Agent 

De agent is een vertegenwoordiger van de maker (rechthebbende) op een werk (boek, theatertekst, compositie). De agent heeft niet zelf rechten, maar verleent toestemming om een werk te gebruiken.

3. Arbeidsovereenkomst 

Zie dienstverband. Zie: CAO.

4. Auteursrecht 

Het auteursrecht is het eigendomsrecht (een exclusief recht) op een werk. Voorbeelden van werken zijn: teksten, composities, choreografieën, decorontwerpen.

Het auteursrecht kan worden onderscheiden in twee categorieën; de exploitatierechten en de persoonlijkheidsrechten.
Voorbeelden van exploitatierechten zijn het recht om een werk op- en/of uit te voeren in de zaal, om het werk te adapteren, er een audio-, of audiovisuele registratie van te maken, de registratie uit te zenden op radio, tv of beschikbaar te stellen op de eigen website of een platform. De exploitatierechten kunnen worden samengevat onder de noemer van het recht om het werk te verveelvoudigen en/of openbaar te maken.
De persoonlijkheidsrechten betreffen rechten die ‘de hoogstpersoonlijke band tussen de maker en het werk’ moeten waarborgen. Voorbeelden van de persoonlijkheidsrechten zijn het recht om zich te verzetten tegen verminkingen of onredelijke aanpassingen van het werk en het recht om als maker van het werk te worden vermeld wanneer het werk wordt verveelvoudigd, of op- of uitgevoerd, of op een andere manier wordt openbaargemaakt. 

5. Beschermingsduur Auteursrecht

De normale beschermingsduur van het auteursrecht is tot 70 jaar na de dood van de maker. Naast deze hoofdregel is een veelvoorkomende regel dat de duur is beperkt tot 70 naar na de publicatie van een werk. Denk daarbij aan anoniem gepubliceerde werken, of aan werken waarvan een rechtspersoon als maker geldt (zie Werkgeversauteursrecht). 

6. Beschermingsduur Naburig recht 

Naburige rechten zijn in de regel 50 jaar beschermd, met als belangrijke uitzondering de fonogram (de opname van uitsluitend geluiden) die in regel 70 jaar is beschermd.
De startdatum van de bescherming verschilt per specifiek recht en per categorie. Het is dus belangrijk dat je nagaat wanneer in het betreffende geval de bescherming precies is aangevangen en dus zal eindigen. 

7. Bewerken 

Het aanpassen, inkorten, omgooien, vertalen, verfilmen etc. van een werk en/of het verwerken, of samenvoegen van een werk met een ander werk, behoort tot het exclusieve recht van de maker (auteursrechthebbende) en vereist dus diens toestemming.
Wanneer een werk is bewerkt en je van deze bewerking gebruik wil maken, moet je opletten omdat het kan zijn dat het oorspronkelijke werk (Shakespeare, Bach) niet meer beschermd is, maar de bewerking wel degelijk. In een dergelijk geval staat het je vrij om zelf een nieuwe bewerking te maken van het originele werk. Voor het gebruik van de bestaande, nog beschermde bewerking heb je toestemming nodig van de bewerker. 

8. Billijke vergoeding 

In de Auteurswet en in de Wet op de naburige rechten is op diverse plaatsen vastgelegd dat de maker/(naburig)rechthebbende die een exploitatiebevoegdheid verleent (zie voor exploitatierecht bij ‘auteursrecht’) aanspraak kan maken op een billijke vergoeding. 

In de licentieovereenkomst voor de op-of uitvoering van het bestaande werk, en in de opdrachtovereenkomst ter vervaardiging van een bewerking wordt hierin in beginsel voorzien (door een royalty en/of de uitdrukkelijke bepaling dat in het honorarium en de vergoeding voor de overdracht of licentie tevens de billijke vergoeding is opgenomen).
Bij makers in dienst is in beginsel het werkgeversauteursrecht van toepassing en heeft de werknemer geen aanspraak op een billijke vergoeding. Bij de naburig rechthebbende in dienst, is er geen sprake van een wettelijke fictie (de naburig rechthebbende blijft gewoon eigenaar), maar is de werkgever in beginsel wel bevoegd het naburige recht van de werknemer te exploiteren. Zie: CAO Toneel en Dans.
Zodra van de podiumproductie een audiovisuele registratie wordt gemaakt treedt het bijzondere regiem van het filmauteursrecht in werking. 

9. CAO Toneel en Dans 

In de CAO Toneel en Dans [extern linken?] is een bijzondere regeling (art. 6.5, 6.6) opgenomen met betrekking tot het meewerken aan de registratie (beeld- en of geluidopname) van een uit-/opvoering en de vergoedingsaanspraak bij het (al dan niet digitale) hergebruik van deze registratie. De regeling biedt richting en houvast bij het maken van afspraken met zzp’ers en met makers en uitvoerenden in dienstverband waarop de CAO niet van toepassing is (andere sectoren binnen de podiumkunsten).

10. Collectieve Beheersorganisatie (CBO) 

Collectieve Beheersorganisaties (CBO’s) zijn organisaties die voor een groot aantal rechthebbenden gezamenlijk bepaalde rechten uitoefenen. De bekendste en voor de podiumkunstsector ook zeer relevante CBO is Buma Stemra, die onder meer het recht op het uitvoeren van muziek in het openbaar beheert. 

11. Collectieve rechten 

Zie ook CBO. Wanneer gebruik wordt gemaakt van nieuw werk, is het belangrijk dat in de opdrachtovereenkomst een duidelijke regeling wordt opgenomen met betrekking tot de toestemming voor en de vergoeding van het gebruik van het nieuwe werk. Deze regeling moet zijn afgestemd met de mogelijke toepasselijke collectieve aanspraken; de gebruiker moet opletten dat de maker/rechthebbende bevoegd is om over het gebruik afspraken te maken en moet vermijden dat er onbedoeld voor hetzelfde gebruik zowel aan de maker als aan de CBO wordt betaald. 

12. Digitaal hergebruik 

Het opnemen en aanbieden van de opname via digitale media, zoals de socials en de eigen website en andere platformen wordt aangeduid als digitaal hergebruik van de podiumkunstproductie.
Doordat je als podiumkunstproducent verandert in een fonogrammen- en/of filmproducent, respectievelijk een uploader/aanbieder van content, krijgt de producent van de zaalproductie te maken met andere rechten en plichten (toestemming/vergoeding) bij de vervaardiging en presentatie van de opname. 

13. Exploitatierechten 

Het auteursrecht wordt onderscheiden in de persoonlijkheidsrechten en exploitatierechten. De exploitatierechten omvatten alle denkbare, bestaande en toekomstige, vormen van exploitatie (= gebruik, al dan niet tegen betaling) van een werk. 

14. Film 

Zodra sprake is van bewegend beeld, is sprake van een film in auteursrechtelijke zin. Elke audiovisuele registratie is een film en daarmee onderhevig aan de bijzondere wettelijke bepalingen die van toepassing zijn: het filmauteursrecht

15. Filmauteursrecht 

De audiovisuele opname van een podiumkunstproductie is een film en daarmee onderhevig aan de bijzondere regeling in de Auteurswet van het ‘filmauteursrecht’. De voornaamste afwijking van de normale regeling is dat de auteursrechten op de bijdragen aan het filmwerk vermoed worden te zijn overgedragen aan de filmproducent. De medemakers (onder meer regisseur, camera) hebben op hun beurt een aanspraak op een billijke vergoeding voor de exploitatie van het filmwerk.

Deze regels gelden niet (vanwege een specifieke wettelijke bepaling; art. 45d lid 1 Auteurswet) voor de makers van de muziek en de daarbij behorende tekst, of deze nu voor het podium of (ook) voor de film is bestemd. 

16. Filmproducent 

De exploitatierechten op het filmwerk worden wettelijk (art. 45d) vermoed overgedragen te zijn aan de filmproducent. De filmproducent is volgens de Auteurswet degene die verantwoordelijk is voor de totstandbrenging van de film. Hoewel de podiumkunstproducent veelal een uitvoerend producent in de vorm van een facilitair bedrijf zal inschakelen, is het goed denkbaar dat de podiumkunstproducent moet worden beschouwd als de filmproducent.
Hiervoor is onder meer van belang: de financiering, het dragen van het risico van de totstandkoming van het filmwerk en het engageren van de makers.
Het is verstandig om als podiumkunstproducent uitdrukkelijk de overdracht van alle rechten af te spreken met het AV-bedrijf en de individuele medemakers. 

17. Filmregisseur 

Als theaterregisseur word je in het auteursrecht beschouwd als een uitvoerend kunstenaar. Maar als filmregisseur ben je voor het auteursrecht een maker.
Dit is van belang wanneer de audiovisuele opname meer is dan een loutere registratie en de theaterregisseur ook optreedt als regisseur van het filmwerk.
Naast de aanspraak op een billijke vergoeding heeft de regisseur zelf ook belangrijke collectieve rechten.
Aanvullende afspraken tussen de podiumproducent en de regisseur die ook de filmregie gaat doen zijn zodoende gewenst. 

18. Groot recht

De dramatische uit- of opvoering van een muziekwerk (bijvoorbeeld een opera of musical). Hiervoor moet toestemming (een licentie) worden geregeld met de agent, de muziekuitgever of rechtsreeks met de makers (componist, librettist). Zie ook: CBO 

19. Klein recht 

De enkele uitvoering van een werk, zonder opvoering. Het recht daartoe wordt beheerd door Buma en is ook van toepassing wanneer een muziekdramatisch werk (groot werk) uitsluitend beluisterd kan worden, zoals bij een radio-uitzending, audiostream of uitvoering in de concertzaal. Zie ook: CBO 

20. Licentie 

Licentie is het auteursrechtelijke synoniem voor de toestemming om van een auteursrechtelijke bevoegdheid gebruik te mogen maken.
De licentie moet worden onderscheiden van de overdracht van het gehele of van een gedeelte van het auteursrecht.
De licentieovereenkomst is een contractuele relatie tussen de gebruiker (licentienemer) en de rechthebbende (de licentiegever). Soms gebeurt dit met tussenkomst van een vertegenwoordiger, zoals een agent of uitgever. Een licentieovereenkomst omvat vaak allerlei voorwaarden en beperkingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de duur en de mogelijkheid om de overeenkomst te beëindigen. 

21. Maker 

Het auteursrechtelijke begrip maker heeft betrekking op degene die wordt beschouwd als de schepper van een bepaald werk. Van een schepping is sprake wanneer het werk waarneembaar is. Ideeën zijn (nog) geen werk.
Als auteursrechtelijke makers gelden bijvoorbeeld: de (theater)auteur, de componist, librettist, de vertaler, de ontwerper van decor, kostuum, licht(plan), de choreograaf. Bij het gebruik van beeld: de fotograaf en de cameraman.
De regisseur, de scenograaf, de dramaturg en de dirigent zijn op grond van het auteursrecht niet als maker maar vallen onder de naburige rechten.
Zie ook: Auteursrecht 

22. Naburige rechten 

De Wet op de naburige rechten (WNR) kent verschillende categorieën rechthebbenden, waaronder de categorie van de uitvoerende kunstenaars.
De uitvoerend kunstenaar is degene die een auteursrechtelijk beschermd werk uitvoert (acteur, musicus, danser, dirigent, regisseur) en die bepaalde rechten heeft op deze uitvoering.
Het belangrijkste recht bij het digitale hergebruik betreft de vereiste toestemming om een uitvoering op te nemen en de aanspraak op een billijke vergoeding bij de exploitatie van deze opname.
Voor uitvoerende kunstenaars in dienst in de sector toneel en dans is een en ander gereld in art. 6.5 en 6.6 van de CAO Toneel en dans. Voor anderen (niet in dienst of uitandere sectoren) zou kunnen worden afgesproken dat dat de betreffende bepalingen ook voor hen gelden. 

23. Opdrachtovereenkomst 

De overeenkomst waarmee iemand de opdracht wordt verleend om een bepaald werk te maken of uit te voeren, heeft als belangrijkste verschil met de arbeidsovereenkomst dat de opdrachtnemer een zekere zelfstandigheid heeft (geen gezagsverhouding). De opdrachtgever wordt niet automatisch eigenaar van het auteurs- of naburige recht van de opdrachtnemer. Medewerking, toestemming en vergoeding moeten uitdrukkelijk worden overeengekomen en daarbij afgestemd met eventueel toepasselijke collectieve rechten. 

24. Overdracht 

Bij de overdracht van auteursrechten wordt de gebruiker eigenaar van (een gedeelte van) het auteursrecht. Bij de overdracht heeft de nieuwe eigenaar in beginsel alle vrijheid. Zie verder: Licentie 

25. Persoonlijkheidsrechten 

Zie: Auteursrecht. Zie: CBO 

26. Rechten 

In het spraakgebruik wordt de term ‘rechten’ zowel gebruikt voor de auteursrechtelijk vereiste toestemming (‘de rechten hebben’) als voor de auteursrechtelijk verschuldigde vergoeding (de aanspraak op een deel van de recette; de royalty). 

27. Registratie 

De term registratie wordt gebruikt voor de opname van de uit- of opvoering en vereist de toestemming van de auteurs- en naburig rechthebbenden (in de CAO Toneel en Dans geregeld in art. 6.5, 6.6).
Als de registratie meer eigen creatieve vormelementen heeft dan alleen maar de vastlegging moet je er rekening houden dat er ook andere rechthebbenden en andere rechten zijn dan die bij de op-/uitvoering in de zaal aan de orde zijn. Zie ook: Film en Filmauteursrecht 

28. Synchronisatie 

Wanneer beeld met muziek wordt samengevoegd tot een nieuwe productie is hiervoor toestemming nodig van de auteurs- en naburig rechthebbenden.
Als de muziek wordt gebruikt als achtergrond kan dit via Buma Stemra worden geregeld.
Maar als de bestaande muziek wordt gedramatiseerd of geïntegreerd in de voorstelling, dan is een opgave aan Buma van de gebruikte muziek en afdracht van de toepasselijke royalty niet voldoende om over de vereiste toestemming te beschikken. Zie ook: CBO 

29. Theaterregisseur 

De theaterregisseur wordt in het auteursrecht niet als een maker en dus niet als een auteursrechthebbende gekwalificeerd. De theaterregisseur geldt als een naburig rechthebbende. Zie ook: Naburige Rechten 

30. Vrijwaring 

In iedere overeenkomst waarmee je als podiumkunstinstelling het recht verwerft om een werk te gebruiken, via een licentie of overdracht, is het wenselijk om ook een vrijwaring op te nemen.
De vrijwaring moet je ervan verzekeren dat wanneer anderen dan je wederpartij aangeven betere rechten hebben, je wederpartij in elk geval aansprakelijk is voor onder meer de schade en kosten.

31. Werk 

Zie: Auteursrecht. Zie: Maker 

32. Werkgeversauteursrecht 

Zie: Dienstverband

Deel deze pagina

Ontdek de laatste digitale trends in de cultuur sector

Ontvang iedere maand onze nieuwsbrief met tips, kennis en inspiratie over de digitale transformatie in cultuur.