Auteursrecht en Naburig Recht in de podiumkunsten: wie beschermt wat?

Achter elke theatervoorstelling, elk dansoptreden of concert schuilt een wereld van intellectueel eigendom. Dit artikel werpt licht op het auteursrecht en de naburige rechten in de podiumkunsten, en legt uit hoe deze rechten de creatieve inspanningen van makers en uitvoerders beschermen.

10 min. lezen

Podiumkunsten zijn er in allerlei disciplines. Voor een overzichtelijk beeld van de betekenis van het auteursrecht en het naburige recht in hetkort, is het goed en voldoende om ons te beperken tot de categorieën (muziek)theater, dans en muziek.

Auteursrecht en naburige rechten: two of a kind

Alles wat op het podium te zien en/of te horen is, leent zich voor auteurs- en/of naburigrechtelijke bescherming; decor, kostuums, regie, licht, muziek, zang, dans, enz.

Het belangrijkste verschil tussen het auteursrecht (Opent een externe link) en het naburige recht (Opent een externe link) is het zogeheten ‘voorwerp van bescherming’. Het auteursrecht beschermt de persoonlijke, creatieve schepping. Die schepping noemen we een ‘werk’. Het naburige recht beschermt de creatieve uitvoering van het werk, ook wel aangeduid als de ‘prestatie’. De componist is de schepper van het werk (de compositie), de musicus is de uitvoerder van het werk (het concert).

Op het eerste gezicht lijkt dit een duidelijk onderscheid, maar in werkelijkheid is het een stuk minder eenvoudig. Zowel bij het scheppen van het werk als bij de uitvoering van het werk is immers sprake van creativiteit. Internationaal gaat men hier op uiteenlopende wijze mee om. In Nederland bijvoorbeeld heeft een vertaler auteursrechtelijke bescherming, maar een vertolker uitsluitend naburig rechtelijke bescherming.

Het auteursrecht beschermt de persoonlijke, creatieve schepping. Die schepping noemen we een ‘werk’. Het naburige recht beschermt de creatieve uitvoering van het werk.

Auteursrecht; werk en maker

Het auteursrecht komt toe aan de maker van een werk en duurt tot 70 jaar na diens overlijden, zo luidt de hoofdregel. De belangrijkste makers en werken in de podiumkunsten zijn in willekeurige volgorde: de tekstauteur, de componist, de choreograaf, de decor-, kostuum- en lichtontwerper met hun respectievelijke scheppingen; de theater- en liedtekst, de compositie, de choreografie en de ontwerpen van decor, kostuum en licht.

Maker(s) in dienst

De hoofdregel geldt niet wanneer de maker die in dienst is van een gezelschap. In dat geval is (in beginsel) de werkgever de maker. 

Zelfstandige makers (zzp)

Een podiumkunstinstelling die werkt met makers die niet in dienst zijn zal er altijd voor moeten zorgen dat het auteursrecht wordt overgedragen, of dat men een licentie verwerft voor de duur dat men het werk op het repertoire heeft (en/of wil houden).

Gezamenlijk werk

Soms komt een podiumkunstproductie tot stand in samenwerking met meerdere makers. Wanneer hun creatieve bijdragen niet kunnen worden gescheiden, ontstaat een gezamenlijk werk waarop zij ook gezamenlijk gerechtigd zijn. Meestal kunnen de onderdelen echter worden gescheiden en is ieder gerechtigd tot zijn eigen schepping. 

Onder leiding en toezicht

Hoewel een (onderdeel van een) productie tot stand kan komen onder leiding en toezicht van een bepaalde persoon (regisseur, dirigent, scenograaf), wordt deze leidinggevende in de leer van het auteursrecht niet als de maker gezien.

Toestemming vereist

De auteursrechtelijke bescherming van een werk betekent dat toestemming is vereist om het werk te gebruiken, bijvoorbeeld door uit- of opvoering in de zaal. Het verlenen van wordt ook aangeduid met het verlenen van een licentie. Dat kan door de maker zelf, of door of via diens agent, uitgever of rechtenorganisatie. 

Exploitatierechten

De podium op- of uitvoeringsrechten behoren tot de zogeheten exploitatierechten, daartoe bijvoorbeeld ook het recht om beeld- en/of geluidsopnamen te maken behoort en het gebruik in promotiemateriaal en verspreiding buiten de zaal door streaming, uitzending en dergelijke. 

Persoonlijkheidsrechten

Naast de exploitatierechten bestaat de auteursrechtelijke bescherming uit nog een tweede categorie en dat zijn de persoonlijkheidsrechten. Voor de podiumkunstpraktijk zijn de belangrijkste persoonlijkheidsrechten, het recht op naamsvermelding (de ‘credits’) en het recht van de maker om zich te verzetten tegen ‘onredelijke’ wijzigingen en verminking van diens werk.

Bewerking

Een voor de praktijk belangrijke, maar soms moeilijk hanteerbaar recht is het bewerkingsrecht. Het recht om een werk te veranderen, bijvoorbeeld door een al dan niet eigentijdse vertaling of inkorting, behoort tot de exploitatierechten, tenzij de bewerking dermate ingrijpend is dat sprake is van een onredelijke wijziging of zelfs verminking; dan komt met weer op het gebied van de persoonlijkheidsrechten die altijd (en dus ook na de première) kunnen worden uitgeoefend.

In de praktijk is er bijna nooit sprake van een letterlijke uit- of opvoering van een werk. Regisseur, dirigent, musicus, danser en acteur drukken immers hun persoonlijke stempel op het werk, terwijl bij het verlenen van toestemming voor de uitvoering veelal wordt bedongen dat het werk niet mag worden gewijzigd (tekstgetrouwe opvoering etc). In theorie is er daarmee weinig ruimte voor een uitgesproken eigen interpretatie, laat staan voor rigoureuze ingrepen, voor satire en parodie enz.

Naburig recht: vertolker, uitvoering en opname

Het naburig recht beschermt de uitvoering van een werk, de feitelijke medewerking aan een productie. Die medewerking wordt meestal in een schriftelijk contract met de acteur, musicus of danser afgesproken.

Als er opnamen gemaakt worden en deze opnamen worden geëxploiteerd, bijvoorbeeld het streaming of uitzenden van de opname, dan spelen deze naburige rechten een belangrijke rol. Voor het maken van de op-namen moet de uitvoerend kunstenaar toestemming geven. Vervolgens heeft de uitvoerende nog een vergoe-dingsaanspraak bij de exploitatie. De toestemming en de vergoedingsaanspraken zijn voor uitvoerende kunstenaars doorgaans afgesproken in hun arbeids- of zzp overeenkomst en in sommige gevallen in de CAO Toneel en Dans.

Streamende podiumkunst producent wordt filmproducent en – distributeur

De podiumkunst producent die een productie wil gaan streamen, zal de productie eerst moeten opnemen. Wanneer het beeld- en geluidsopnamen betreft, wordt automatisch een bijzondere wettelijke regeling van toepassing, te weten die van het ‘filmauteursrecht’. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat de exploitatierechten op alle creatieve bijdragen die speciaal voor de opname van dit ‘filmwerk’ zijn gemaakt, automatisch bij de producent terechtkomen, in ruil voor een vergoedingsaanspraak van degenen die een bijdrage hebben geleverd.

Deel dit artikel

Ontdek de laatste digitale trends in de cultuur sector

Ontvang iedere maand onze nieuwsbrief met tips, kennis en inspiratie over de digitale transformatie in cultuur.